Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. proberen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor proberen (Nederlands) in het Zweeds

proberen:

proberen werkwoord (probeer, probeert, probeerde, probeerden, geprobeerd)

  1. proberen (pogen; trachten)
    försöka; försöka att göra; sträva; anstränga sig
    • försöka werkwoord (försöker, försökte, försökt)
    • försöka att göra werkwoord (försöker att göra, försökte att göra, försökt att göra)
    • sträva werkwoord (strävar, strävade, strävat)
    • anstränga sig werkwoord (anstränger sig, ansträngde sig, ansträngt sig)
  2. proberen (betrachten)
    försöka
    • försöka werkwoord (försöker, försökte, försökt)
  3. proberen (uitproberen; beproeven)
    försöka; pröva ut
    • försöka werkwoord (försöker, försökte, försökt)
    • pröva ut werkwoord (prövar ut, prövade ut, prövat ut)
  4. proberen (proeven; keuren)
    pröva; smaka
    • pröva werkwoord (prövar, prövade, prövat)
    • smaka werkwoord (smakar, smakade, smakat)
  5. proberen (aanproberen; passen)
    prova; pröva på
    • prova werkwoord (provar, provade, provat)
    • pröva på werkwoord (prövar på, prövade på, prövat på)

Conjugations for proberen:

o.t.t.
  1. probeer
  2. probeert
  3. probeert
  4. proberen
  5. proberen
  6. proberen
o.v.t.
  1. probeerde
  2. probeerde
  3. probeerde
  4. probeerden
  5. probeerden
  6. probeerden
v.t.t.
  1. heb geprobeerd
  2. hebt geprobeerd
  3. heeft geprobeerd
  4. hebben geprobeerd
  5. hebben geprobeerd
  6. hebben geprobeerd
v.v.t.
  1. had geprobeerd
  2. had geprobeerd
  3. had geprobeerd
  4. hadden geprobeerd
  5. hadden geprobeerd
  6. hadden geprobeerd
o.t.t.t.
  1. zal proberen
  2. zult proberen
  3. zal proberen
  4. zullen proberen
  5. zullen proberen
  6. zullen proberen
o.v.t.t.
  1. zou proberen
  2. zou proberen
  3. zou proberen
  4. zouden proberen
  5. zouden proberen
  6. zouden proberen
diversen
  1. probeer!
  2. probeert!
  3. geprobeerd
  4. proberend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

proberen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. proberen (trachten)
    försök

Vertaal Matrix voor proberen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstränga sig aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
försök proberen; trachten inspanning; krachtsinspanningen; poging; probeersel
pröva på aan proberen; passen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstränga sig pogen; proberen; trachten
försöka beproeven; betrachten; pogen; proberen; trachten; uitproberen getroosten; moeite doen; stressen
försöka att göra pogen; proberen; trachten
prova aanproberen; passen; proberen
pröva keuren; proberen; proeven auditeren; beproeven; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; proeven; smaken; testen
pröva på aanproberen; passen; proberen
pröva ut beproeven; proberen; uitproberen
smaka keuren; proberen; proeven proeven; smaken
sträva pogen; proberen; trachten ambiëren
- pogen; trachten

Synoniemen voor "proberen":


Verwante definities voor "proberen":

  1. er je best voor doen1
    • hij probeerde het touw los te maken1
  2. er een proef mee doen, het testen1
    • wil je deze pen proberen?1

Wiktionary: proberen

proberen
verb
  1. (overgankelijk) testen.

Cross Translation:
FromToVia
proberen försöka attempt — to try
proberen försöka; pröva; prova try — to attempt
proberen prova; testa try — to make an experiment
proberen bepröva; försöka; probera; prova essayer — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van proberen