Nederlands
Uitgebreide vertaling voor afrijden (Nederlands) in het Zweeds
afrijden:
-
afrijden (omlaagrijden; eraf rijden; naar beneden rijden)
Conjugations for afrijden:
o.t.t.
- rijd af
- rijdt af
- rijdt af
- rijden af
- rijden af
- rijden af
o.v.t.
- reed af
- reed af
- reed af
- reden af
- reden af
- reden af
v.t.t.
- ben afgereden
- bent afgereden
- is afgereden
- zijn afgereden
- zijn afgereden
- zijn afgereden
v.v.t.
- was afgereden
- was afgereden
- was afgereden
- waren afgereden
- waren afgereden
- waren afgereden
o.t.t.t.
- zal afrijden
- zult afrijden
- zal afrijden
- zullen afrijden
- zullen afrijden
- zullen afrijden
o.v.t.t.
- zou afrijden
- zou afrijden
- zou afrijden
- zouden afrijden
- zouden afrijden
- zouden afrijden
diversen
- rijd af!
- rijdt af!
- afgereden
- afrijdende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor afrijden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
köra ner | afrijden; eraf rijden; naar beneden rijden; omlaagrijden |