Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wippen (Nederlands) in het Zweeds
wippen:
-
wippen (ten val brengen)
Conjugations for wippen:
o.t.t.
- wip
- wipt
- wipt
- wippen
- wippen
- wippen
o.v.t.
- wipte
- wipte
- wipte
- wipten
- wipten
- wipten
v.t.t.
- heb gewipt
- hebt gewipt
- heeft gewipt
- hebben gewipt
- hebben gewipt
- hebben gewipt
v.v.t.
- had gewipt
- had gewipt
- had gewipt
- hadden gewipt
- hadden gewipt
- hadden gewipt
o.t.t.t.
- zal wippen
- zult wippen
- zal wippen
- zullen wippen
- zullen wippen
- zullen wippen
o.v.t.t.
- zou wippen
- zou wippen
- zou wippen
- zouden wippen
- zouden wippen
- zouden wippen
diversen
- wip!
- wipt!
- gewipt
- wippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wippen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bringa ned | ten val brengen; wippen | |
få ner | ten val brengen; wippen | verbijten; verkroppen |
kullkasta | ten val brengen; wippen | |
störta omkull | ten val brengen; wippen |
Verwante woorden van "wippen":
wip:
-
de wip
Vertaal Matrix voor wip:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
momang | wip | |
stund | wip | poos |