Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schitterend (Nederlands) in het Zweeds

schitterend:

schitterend bijvoeglijk naamwoord

  1. schitterend (tof; gaaf; mieters)
    häftig; superbt; tufft; tuff; häftigt
  2. schitterend (luisterrijk; prachtig; magnifiek; glorierijk; lustrijk)
    pompös; ståtligt; glansfull; ärorikt; praktfullt; ståtlig; ärorik; pompöst; hedersamt
  3. schitterend (glinsterend; fonkelend)
    strålande; vacker
  4. schitterend (oogverblindend; verblindend)
    förblindande; glänsande; bländandet; förblindandet; glänsandet
  5. schitterend (grandioos; uitstekend; groots; )
    väldigt; stor; storslagen; storslaget; storartat; stort
  6. schitterend (prachtig; betoverend; magnifiek; luisterrijk)
    trevlig; trevligt; underbart; ljuvligt; härlig; härligt; beundransvärd; beundransvärt
  7. schitterend (glansrijk)
    storartad; bländande; storartat; utomordentligt
  8. schitterend (glinsterend)
    sprudlande

Vertaal Matrix voor schitterend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sprudlande borrelen; bruisen; fonkeling; geborrel; gebruis; gebubbel; gefonkel; gesprankel; glinstering; het bruisen; opbruising
storartad uitnemendheid; voortreffelijkheid
tuff tufsteen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- prachtig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beundransvärd betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend bewonderenswaardig
beundransvärt betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend bewonderenswaardig
bländande glansrijk; schitterend hel
bländandet oogverblindend; schitterend; verblindend
förblindande oogverblindend; schitterend; verblindend
förblindandet oogverblindend; schitterend; verblindend
glansfull glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend
glänsande oogverblindend; schitterend; verblindend glanzend; groots; weids
glänsandet oogverblindend; schitterend; verblindend groots; weids
hedersamt glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend braaf; eerlijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig
häftig gaaf; mieters; schitterend; tof fel; felle; ferm; flink; fysiek sterk; heftig; hevig; krachtig; onmatig; pittig; sterk; stevig; straf; verwoed
häftigt gaaf; mieters; schitterend; tof erg; fel; felle; ferm; flink; fysiek sterk; heftig; hevig; intens; krachtig; onmatig; pittig; sterk; stevig; straf; verwoed
härlig betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend aanlokkelijk; glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; lieflijk; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verheerlijkt; verlokkend; verrukkelijk; zalig
härligt betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend aanlokkelijk; beeldschoon; geschikt; glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kostelijk; lekker; lieflijk; mieters; overheerlijk; reuzelekker; riant; smakelijk; tof; verheerlijkt; verlokkend; verrukkelijk; zalig
ljuvligt betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend aanvallig; allerliefst; dolgelukkig; elegant; geluk genietend; gelukkig; gracieus; lieftallig; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig
pompös glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend ruim; weids
pompöst glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend ruim; weids
praktfullt glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend glorierijk; heilig; luxueus; verheerlijkt; weelderig; zalig
sprudlande glinsterend; schitterend
stor fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk breed; fors; hooggespannen; lijvig; omvangrijk; ontzettend groot; uit de kluiten gewassen; volumineus
storartad glansrijk; schitterend
storartat fantastisch; geweldig; glansrijk; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
storslagen fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
storslaget fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
stort fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; dik; enorm; flink; fors; groot; groots; grootschalig; hooggespannen; lang; lijvig; omvangrijk; ontzettend groot; potig; reuze; stevig; uit de kluiten gewassen; vet; volumineus; zwaar van lijf
strålande fonkelend; glinsterend; schitterend brandend; stralend; vlammend
ståtlig glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend deftig; eerbiedwaardig; ruim; statig; waardig; weids
ståtligt glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend deftig; eerbiedwaardig; groots; hoog geplaatst; ruim; statig; waardig; weids
superbt gaaf; mieters; schitterend; tof heerlijk; kostelijk; uitstekend; voortreffelijk
trevlig betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend aangenaam; behaaglijk; bijzonder aangenaam; comfortabel; fijn; gemakkelijk; geriefelijk; gezellig; heugelijk; heuglijk; huiselijk; knus; knusjes; lekker; leuk; menswaardig; plezant; plezierig; prettig; verblijdend
trevligt betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; behaaglijk; bekoorlijk; bevallig; charmant; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genietbaar; geriefelijk; heugelijk; heuglijk; jofel; knap; lekker; leuk; menswaardig; mooi; plezant; plezierig; prettig; te genieten; verblijdend
tuff gaaf; mieters; schitterend; tof flink; hard; hardhandig; onzacht; ruw; stoer
tufft gaaf; mieters; schitterend; tof flink; hard; hardhandig; onzacht; ruw; stoer
underbart betoverend; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schitterend allerliefst; beeldig; beeldschoon; dolletjes; dottig; enig; geschikt; glorierijk; heerlijk; heilig; hemels; kiplekker; kostelijk; lekker; lief; liefelijk; lieflijk; mieters; overheerlijk; prima; reuzelekker; riant; schattig; smakelijk; snoezig; tof; uitstekend; verheerlijkt; verrukkelijk; vertederend; voortreffelijk; wonderbaarlijk; zalig
utomordentligt glansrijk; schitterend buitengemeen; glorierijk; heilig; hoogst; overtreffend; riant; tartend; verheerlijkt; zalig; zeer
vacker fonkelend; glinsterend; schitterend
väldigt fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk gigantisch; groots; grootschalig; immens; kolossaal; onafzienbaar; reusachtig; reuze; zeer groot
ärorik glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend
ärorikt glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend

Verwante woorden van "schitterend":

  • schitterender, schitterendere, schitterendst, schitterendste

Synoniemen voor "schitterend":


Antoniemen van "schitterend":


Verwante definities voor "schitterend":

  1. heel erg mooi1
    • dat schilderij vind ik schitterend1

Wiktionary: schitterend


Cross Translation:
FromToVia
schitterend briljant; storslagen; strålande; lysande brilliant — magnificent or wonderful (primarily UK usage)
schitterend utomordentlig; utmärkt ausgezeichnet — sich positiv abhebend, hervorragend
schitterend ytterst ovanlig; exceptionell; osedvanlig außergewöhnlich — besonders; nicht dem Normalfall entsprechend
schitterend utomordentlig; extraordinär außerordentlich — sich heraushebend, absetzend; außergewöhnlich, ungewöhnlich, überdurchschnittlich
schitterend enastående; framstående hervorragendübertragen: besonders gut
schitterend lysande luisant — Qui luire, qui jeter quelque lumière.

schitteren:

schitteren werkwoord (schitter, schittert, schitterde, schitterden, geschitterd)

  1. schitteren (glinsteren; fonkelen)
    glittra; glänsa; glimma; blänka
    • glittra werkwoord (glittrar, glittrade, glittrat)
    • glänsa werkwoord (glänser, glänste, glänst)
    • glimma werkwoord (glimmar, glimmade, glimmat)
    • blänka werkwoord (blänker, blänkte, blänkt)
  2. schitteren (glinsteren)
    glittra; blänka
    • glittra werkwoord (glittrar, glittrade, glittrat)
    • blänka werkwoord (blänker, blänkte, blänkt)
  3. schitteren (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; )
    blinka; överglänsa; lysa starkare än
    • blinka werkwoord (blinker, blinkte, blinkt)
    • överglänsa werkwoord (överglänsar, överglänsade, överglänsat)
    • lysa starkare än werkwoord (lyser starkare än, lyste starkare än, lyst starkare än)

Conjugations for schitteren:

o.t.t.
  1. schitter
  2. schittert
  3. schittert
  4. schitteren
  5. schitteren
  6. schitteren
o.v.t.
  1. schitterde
  2. schitterde
  3. schitterde
  4. schitterden
  5. schitterden
  6. schitterden
v.t.t.
  1. heb geschitterd
  2. hebt geschitterd
  3. heeft geschitterd
  4. hebben geschitterd
  5. hebben geschitterd
  6. hebben geschitterd
v.v.t.
  1. had geschitterd
  2. had geschitterd
  3. had geschitterd
  4. hadden geschitterd
  5. hadden geschitterd
  6. hadden geschitterd
o.t.t.t.
  1. zal schitteren
  2. zult schitteren
  3. zal schitteren
  4. zullen schitteren
  5. zullen schitteren
  6. zullen schitteren
o.v.t.t.
  1. zou schitteren
  2. zou schitteren
  3. zou schitteren
  4. zouden schitteren
  5. zouden schitteren
  6. zouden schitteren
en verder
  1. ben geschitterd
  2. bent geschitterd
  3. is geschitterd
  4. zijn geschitterd
  5. zijn geschitterd
  6. zijn geschitterd
diversen
  1. schitter!
  2. schittert!
  3. geschitterd
  4. schitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schitteren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schitteren (luister; glans)
    glitter; glans
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor schitteren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka getintel; knipoogje; tinteling
glans glans; luister; schitteren fonkelen; fonkeling; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; glimp; glitter; gloed; glorie; licht verspreiden; schijnen; schittering; sprankelen; vleugje
glitter glans; luister; schitteren blinken; flonkering; fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken flonkeren; knipogen; knipperen; met oogleden op en neer gaan
blänka fonkelen; glinsteren; schitteren gloren; vonken
glimma fonkelen; glinsteren; schitteren blinken; gloren
glittra fonkelen; glinsteren; schitteren blinken; glitteren; vonken schieten
glänsa fonkelen; glinsteren; schitteren geuren; licht schijnen; pralen; pronken; stralen; te kijk lopen met
lysa starkare än excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
överglänsa excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken boven staan

Wiktionary: schitteren


Cross Translation:
FromToVia
schitteren glittra glitter — to sparkle with light
schitteren vackla vacillerchanceler ; trembler ; n’être pas bien ferme.