Nederlands
Uitgebreide vertaling voor roffelen (Nederlands) in het Zweeds
roffelen:
-
roffelen (trommelen; de trom roeren)
Conjugations for roffelen:
o.t.t.
- roffel
- roffelt
- roffelt
- roffelen
- roffelen
- roffelen
o.v.t.
- roffelde
- roffelde
- roffelde
- roffelden
- roffelden
- roffelden
v.t.t.
- heb geroffeld
- hebt geroffeld
- heeft geroffeld
- hebben geroffeld
- hebben geroffeld
- hebben geroffeld
v.v.t.
- had geroffeld
- had geroffeld
- had geroffeld
- hadden geroffeld
- hadden geroffeld
- hadden geroffeld
o.t.t.t.
- zal roffelen
- zult roffelen
- zal roffelen
- zullen roffelen
- zullen roffelen
- zullen roffelen
o.v.t.t.
- zou roffelen
- zou roffelen
- zou roffelen
- zouden roffelen
- zouden roffelen
- zouden roffelen
diversen
- roffel!
- roffelt!
- geroffeld
- roffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor roffelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
slå trumman | de trom roeren; roffelen; trommelen |
Verwante woorden van "roffelen":
roffel:
-
de roffel
Vertaal Matrix voor roffel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
trumvirvel | roffel | tromgeroffel |