Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gezond (Nederlands) in het Zweeds
gezond:
-
gezond (fit; blakend; getraind)
-
gezond (blakend van gezondheid; fit; zonder ziekte)
vid god hälsa; rosigt; i god form-
vid god hälsa bijvoeglijk naamwoord
-
rosigt bijvoeglijk naamwoord
-
i god form bijvoeglijk naamwoord
-
-
gezond (blakend; zonder ziekte)
-
gezond (gezondheidsbevorderend)
Vertaal Matrix voor gezond:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blomstrande | blakend; gezond; zonder ziekte | fleurig; florissant |
friskt | blakend; fit; getraind; gezond | fris; frisjes; knappend; koel |
hälsosam | gezond; gezondheidsbevorderend | gelukkig; voorspoedig |
hälsosamt | gezond; gezondheidsbevorderend | bevorderlijk; dienstig; gelukkig; gezondheids; gunstig; heilzaam; positief; tot nut; voorspoedig; zegenrijk |
i form | blakend; fit; getraind; gezond | |
i god form | blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte | |
kry | blakend; fit; getraind; gezond | |
piggt | blakend; fit; getraind; gezond | pikant |
rosigt | blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte | rooskleurig; rozig |
vid god hälsa | blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte | |
välmående | blakend; gezond; zonder ziekte |
Verwante woorden van "gezond":
Antoniemen van "gezond":
Verwante definities voor "gezond":
gezond vorm van zonnen:
-
zonnen
Conjugations for zonnen:
o.t.t.
- zon
- zont
- zont
- zonnen
- zonnen
- zonnen
o.v.t.
- zonde
- zonde
- zonde
- zonden
- zonden
- zonden
v.t.t.
- heb gezond
- hebt gezond
- heeft gezond
- hebben gezond
- hebben gezond
- hebben gezond
v.v.t.
- had gezond
- had gezond
- had gezond
- hadden gezond
- hadden gezond
- hadden gezond
o.t.t.t.
- zal zonnen
- zult zonnen
- zal zonnen
- zullen zonnen
- zullen zonnen
- zullen zonnen
o.v.t.t.
- zou zonnen
- zou zonnen
- zou zonnen
- zouden zonnen
- zouden zonnen
- zouden zonnen
diversen
- zon!
- zont!
- gezond
- zonnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zonnen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sola | zonnen | leerlooien; looien; tanen |
sola sig | zonnen |