Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gezond:
  2. zonnen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gezond (Nederlands) in het Zweeds

gezond:

gezond bijvoeglijk naamwoord

  1. gezond (fit; blakend; getraind)
    piggt; friskt; kry; i form
    • piggt bijvoeglijk naamwoord
    • friskt bijvoeglijk naamwoord
    • kry bijvoeglijk naamwoord
    • i form bijvoeglijk naamwoord
  2. gezond (blakend van gezondheid; fit; zonder ziekte)
    vid god hälsa; rosigt; i god form
  3. gezond (blakend; zonder ziekte)
    blomstrande; välmående
  4. gezond (gezondheidsbevorderend)
    hälsosam; hälsosamt

Vertaal Matrix voor gezond:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blomstrande blakend; gezond; zonder ziekte fleurig; florissant
friskt blakend; fit; getraind; gezond fris; frisjes; knappend; koel
hälsosam gezond; gezondheidsbevorderend gelukkig; voorspoedig
hälsosamt gezond; gezondheidsbevorderend bevorderlijk; dienstig; gelukkig; gezondheids; gunstig; heilzaam; positief; tot nut; voorspoedig; zegenrijk
i form blakend; fit; getraind; gezond
i god form blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
kry blakend; fit; getraind; gezond
piggt blakend; fit; getraind; gezond pikant
rosigt blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte rooskleurig; rozig
vid god hälsa blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
välmående blakend; gezond; zonder ziekte

Verwante woorden van "gezond":

  • gezondheid, gezonder, gezondere, gezondst, gezondste

Antoniemen van "gezond":


Verwante definities voor "gezond":

  1. goed voor je lichaam1
    • zwemmen is gezond1
  2. wie lichamelijk goed in orde is1
    • een gezond mens hoeft nooit naar de dokter1

Wiktionary: gezond

gezond
adjective
  1. vrij van ziektes en zeertes
  2. bevorderlijk voor een goede conditie

Cross Translation:
FromToVia
gezond frisk well — in good health
gezond sund sain — Qui est de bonne constitution, qui n’a pas de tares en son organisme. Qui n’est pas altéré, qui est en bon état.

gezond vorm van zonnen:

zonnen werkwoord (zon, zont, zonde, zonden, gezond)

  1. zonnen
    sola; sola sig
    • sola werkwoord (solar, solade, solat)
    • sola sig werkwoord (solar sig, solade sig, solat sig)

Conjugations for zonnen:

o.t.t.
  1. zon
  2. zont
  3. zont
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
o.v.t.
  1. zonde
  2. zonde
  3. zonde
  4. zonden
  5. zonden
  6. zonden
v.t.t.
  1. heb gezond
  2. hebt gezond
  3. heeft gezond
  4. hebben gezond
  5. hebben gezond
  6. hebben gezond
v.v.t.
  1. had gezond
  2. had gezond
  3. had gezond
  4. hadden gezond
  5. hadden gezond
  6. hadden gezond
o.t.t.t.
  1. zal zonnen
  2. zult zonnen
  3. zal zonnen
  4. zullen zonnen
  5. zullen zonnen
  6. zullen zonnen
o.v.t.t.
  1. zou zonnen
  2. zou zonnen
  3. zou zonnen
  4. zouden zonnen
  5. zouden zonnen
  6. zouden zonnen
diversen
  1. zon!
  2. zont!
  3. gezond
  4. zonnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zonnen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sola zonnen leerlooien; looien; tanen
sola sig zonnen

Verwante woorden van "zonnen":


Wiktionary: zonnen


Cross Translation:
FromToVia
zonnen sola; solbada sunbathe — to expose one's body to the sun

Verwante vertalingen van gezond