Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afweer:
  2. afweren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afweer (Nederlands) in het Zweeds

afweer:

afweer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de afweer
    försvar

Vertaal Matrix voor afweer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
försvar afweer achterhoede; defensie; justificatie; rechtvaardiging; verdediging; voorspraak

Wiktionary: afweer


Cross Translation:
FromToVia
afweer försvar; värn défense — Action de défendre

afweer vorm van afweren:

afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)

  1. afweren (pareren; weren)
    parera; avvärja
    • parera werkwoord (parerar, parerade, parerat)
    • avvärja werkwoord (avvärjer, avvärjde, avvärjt)
  2. afweren (verdedigen; verweren; weren)
    försvara
    • försvara werkwoord (försvarar, försvarade, försvarat)

Conjugations for afweren:

o.t.t.
  1. weer af
  2. weert af
  3. weert af
  4. weren af
  5. weren af
  6. weren af
o.v.t.
  1. weerde af
  2. weerde af
  3. weerde af
  4. weerden af
  5. weerden af
  6. weerden af
v.t.t.
  1. heb afgeweerd
  2. hebt afgeweerd
  3. heeft afgeweerd
  4. hebben afgeweerd
  5. hebben afgeweerd
  6. hebben afgeweerd
v.v.t.
  1. had afgeweerd
  2. had afgeweerd
  3. had afgeweerd
  4. hadden afgeweerd
  5. hadden afgeweerd
  6. hadden afgeweerd
o.t.t.t.
  1. zal afweren
  2. zult afweren
  3. zal afweren
  4. zullen afweren
  5. zullen afweren
  6. zullen afweren
o.v.t.t.
  1. zou afweren
  2. zou afweren
  3. zou afweren
  4. zouden afweren
  5. zouden afweren
  6. zouden afweren
diversen
  1. weer af!
  2. weert af!
  3. afgeweerd
  4. afwerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afweren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afweren (verdedigen; weren; verweren)
    försvarande

Vertaal Matrix voor afweren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
försvarande afweren; verdedigen; verweren; weren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avvärja afweren; pareren; weren afhouden; terughouden
försvara afweren; verdedigen; verweren; weren
parera afweren; pareren; weren afhouden; terughouden

Wiktionary: afweren


Cross Translation:
FromToVia
afweren avvärja; mota bort stave off — prevent something from happening
afweren avvärja ward off — to parry, or turn aside