Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. strook:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor strook (Nederlands) in het Zweeds

strook:

strook [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de strook (volant)
    volang
    • volang [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de strook (banderol)
    klisterband
  3. de strook (bies)
    pipande; rörläggning; pipspel

strook [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de strook

strook

  1. strook
    band
    • band [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor strook:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
band strook aansluiting; band; bandjes; binding; blaaskapel; cassette; cassettebandje; connectie; draagband; draagriem; fanfare; fanfarekorps; galon; gebondenheid; geluidsband; harmonie; inktlint; kapel; kapellen; koorden; liaison; link; linten; lintje; magneetband; muziekgezelschappen; muziekkorps; omzoming; relatie; samenhang; snoeren; tres; verband; verbinding
klisterband banderol; strook klittenband
pipande bies; strook gepijp
pipspel bies; strook gepijp
rörläggning bies; strook gepijp
volang strook; volant
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
körfil strook

Verwante woorden van "strook":


Wiktionary: strook


Cross Translation:
FromToVia
strook streck; strimla; strimma raieligne tracer sur une surface.

Computer vertaling door derden: