Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. biefstuk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor biefstuk (Nederlands) in het Zweeds

biefstuk:

biefstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de biefstuk (steak)
    rumpstek; stek
    • rumpstek [-en] zelfstandig naamwoord
    • stek [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor biefstuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rumpstek biefstuk; steak
stek biefstuk; steak

Verwante woorden van "biefstuk":

  • biefstukken, biefstukje, biefstukjes

Verwante definities voor "biefstuk":

  1. stuk vlees van de bovenbil van een koe1
    • biefstuk hoef je maar kort te bakken1

Wiktionary: biefstuk


Cross Translation:
FromToVia
biefstuk nötkött beef — meat
biefstuk stek steak — slice of beef
biefstuk biff; biffstek bifteck — (cuisine) boucherie|fr angl|fr tranche de bœuf ou de cheval griller.

Computer vertaling door derden: