Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. toen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor toen (Nederlands) in het Zweeds

toen:

toen bijvoeglijk naamwoord

  1. toen
    som
    • som bijvoeglijk naamwoord
  2. toen (destijds; toentertijd; indertijd; toenmaals)
    • bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor toen:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- verder
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- daarna; dan; vervolgens
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
som hetgeen; welk; welke
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
destijds; indertijd; toen; toenmaals; toentertijd aangezien; alsdan; daar; dan; omdat; toendertijd
som toen in overeenstemming met; naar; naargelang; naarmate; zoals; zowel als

Synoniemen voor "toen":


Antoniemen van "toen":


Verwante definities voor "toen":

  1. na dat andere1
    • eerst trok ik mijn shirt aan en toen mijn trui1
  2. op dat ogenblik, in die tijd1
    • toen droegen we korte rokken1
  3. tijdstip in het verleden1
    • vroeger, toen we nog vaak konden schaatsen1

Wiktionary: toen


Cross Translation:
FromToVia
toen ; på den tiden; då för tiden damals — referenziert einen zurückliegenden Zeitpunkt oder eine zurückliegende Zeitspanne
toen ; sedan dann — zu einem späteren Zeitpunkt oder einer späteren Zeitspanne in der baldigen Zukunft
toen därför deswegen — rückbezügliches Adverb, das eine Schlussfolgerung aus einem vorgenannten Sachverhalt bezeichnet
toen then — at that time
toen därpå; sen; sedan; then — soon afterward
toen när when — at a time in the past

Verwante vertalingen van toen