Nederlands
Uitgebreide vertaling voor werkend (Nederlands) in het Zweeds
werkend:
Vertaal Matrix voor werkend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arbetssam | actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; werkend; werkzaam | actief; bedrijvig; bezig; druk |
idog | actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; werkend; werkzaam | actief; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; nijver; noest |
Wiktionary: werkend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• werkend | → fungerande | ↔ functional — in good working order |
• werkend | → verksam; livlig; ivrig; aktiv | ↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir. |
• werkend | → verksam | ↔ agissant — Qui agir, qui se donner beaucoup de mouvement. |
• werkend | → aktiv | ↔ effectif — Qui est réellement et de fait, qui produit un résultat réel. |
• werkend | → aktiv | ↔ énergique — Qui a de l’énergie. |
werkend vorm van werken:
-
werken (arbeiden)
-
werken (te werk gaan; opereren; manipuleren; procederen; optreden; handelen; leven)
Conjugations for werken:
o.t.t.
- werk
- werkt
- werkt
- werken
- werken
- werken
o.v.t.
- werkte
- werkte
- werkte
- werkten
- werkten
- werkten
v.t.t.
- heb gewerkt
- hebt gewerkt
- heeft gewerkt
- hebben gewerkt
- hebben gewerkt
- hebben gewerkt
v.v.t.
- had gewerkt
- had gewerkt
- had gewerkt
- hadden gewerkt
- hadden gewerkt
- hadden gewerkt
o.t.t.t.
- zal werken
- zult werken
- zal werken
- zullen werken
- zullen werken
- zullen werken
o.v.t.t.
- zou werken
- zou werken
- zou werken
- zouden werken
- zouden werken
- zouden werken
diversen
- werk!
- werkt!
- gewerkt
- werkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het werken (werking)
-
het werken (functioneren)
fungerande-
fungerande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor werken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fungerande | functioneren; werken | |
funkar | werken; werking | |
- | doen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arbeta | arbeiden; handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | wrochten |
fortsätta | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | aanhouden; aanzwiepen; avanceren; continueren; doorgaan; doorlopen; doorwerken; duur verlengen; een stapje verder gaan; op hol slaan; opdrijven; prolongeren; reactiveren; uit wachtstand halen; verder lopen; verdergaan; verlengen; vervolgen; voortdrijven; voortgaan; voortjagen; voortzetten; wegjagen |
fungera | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | functioneren |
- | functioneren | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fungerande | fungerend; handelend |
Verwante woorden van "werken":
Synoniemen voor "werken":
Antoniemen van "werken":
Verwante definities voor "werken":
Wiktionary: werken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• werken | → jobba; arbeta | ↔ arbeiten — erwerbstätig sein, tätig sein, schöpferisch tätig sein |
• werken | → verka under firmanamn | ↔ firmieren — einen bestimmten Firmennamen benutzen und mit diesem unterzeichnen |
• werken | → gå; vara i gång | ↔ laufen — von technischen Einrichtungen und: funktionstüchtig sein oder angeschaltet sein |
• werken | → jobba; arbeta | ↔ work — to do a specific task |
• werken | → fungera; gå | ↔ work — function correctly |
• werken | → variera | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |
• werken | → fungera | ↔ fonctionner — accomplir sa fonction, en parlant d’un mécanisme, d’un organe, etc. |
• werken | → operera; göra | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |
• werken | → arbeta; verka | ↔ travailler — Fournir un travail |
• werken | → variera | ↔ varier — À trier |