Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. koper:
  2. koperen:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. köpa:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor koper (Nederlands) in het Zweeds

koper:

koper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de koper (cliënt; klant; afnemer)
    kund
    • kund [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de koper (roodkoper)
    koppar
    • koppar [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de koper (aankoper)
    inköpare
  4. de koper (opkoper; opkoopster; koopster)
    inköpare; köpare

Vertaal Matrix voor koper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inköpare aankoper; koopster; koper; opkoopster; opkoper inkoopagent; inkoper
koppar koper; roodkoper kommetjes; koppenzetter
kund afnemer; cliënt; klant; koper klant; opdrachtgevers
köpare koopster; koper; opkoopster; opkoper besteller; inkoper; orderplaatser
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppar koperen; roodkoperen

Verwante woorden van "koper":


Wiktionary: koper


Cross Translation:
FromToVia
koper köpare; inköpare; klient; uppköpare buyer — person who makes purchases
koper koppar copper — chemical element
koper koppar Kupferohne Plural: rotes, leicht formbares Metall, das sich gut als Stromleiter eignet
koper köpare acheteur — Celui, celle qui acheter.
koper köpare acquéreur — Celui qui acquérir. Se dit surtout de celui qui acquiert des biens immobiliers.
koper koppar cuivre — Élément chimique.
koper köpare possesseur — traductions non classées

koperen:

koperen bijvoeglijk naamwoord

  1. koperen
    koppar
    • koppar bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor koperen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppar kommetjes; koper; koppenzetter; roodkoper
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
koppar koperen roodkoperen

Verwante woorden van "koperen":


Verwante vertalingen van koper



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor koper (Zweeds) in het Nederlands

köper:


Synoniemen voor "köper":

  • handlar

koper vorm van köpa:

köpa werkwoord (köper, köppte, köppt)

  1. köpa (inhandla)
    kopen
    – het krijgen in ruil voor geld 1
    • kopen werkwoord (koop, koopt, kocht, kochten, gekocht)
      • ik koop een nieuwe jas1
    verkrijgen; verwerven; aanschaffen; aankopen
    • verkrijgen werkwoord (verkrijg, verkrijgt, verkreeg, verkregen, verkregen)
    • verwerven werkwoord (verwerf, verwerft, verwierf, verwierven, verworven)
    • aanschaffen werkwoord (schaf aan, schaft aan, schafte aan, schaften aan, aangeschaft)
    • aankopen werkwoord (koop aan, koopt aan, kocht aan, kochten aan, aangekocht)

Conjugations for köpa:

presens
  1. köper
  2. köper
  3. köper
  4. köper
  5. köper
  6. köper
imperfekt
  1. köppte
  2. köppte
  3. köppte
  4. köppte
  5. köppte
  6. köppte
framtid 1
  1. kommer att köpa
  2. kommer att köpa
  3. kommer att köpa
  4. kommer att köpa
  5. kommer att köpa
  6. kommer att köpa
framtid 2
  1. skall köpa
  2. skall köpa
  3. skall köpa
  4. skall köpa
  5. skall köpa
  6. skall köpa
conditional
  1. skulle köpa
  2. skulle köpa
  3. skulle köpa
  4. skulle köpa
  5. skulle köpa
  6. skulle köpa
perfekt particip
  1. har köppt
  2. har köppt
  3. har köppt
  4. har köppt
  5. har köppt
  6. har köppt
imperfekt particip
  1. hade köppt
  2. hade köppt
  3. hade köppt
  4. hade köppt
  5. hade köppt
  6. hade köppt
blandad
  1. köp!
  2. köp!
  3. köpande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor köpa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopen förvärv; inköp; köp; uppköp
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankopen inhandla; köpa
aanschaffen inhandla; köpa förvärva; köpa in; uppnå
kopen inhandla; köpa belägga; lyckas få tag på; lägga beslag på; ta i besittning
verkrijgen inhandla; köpa angripa; belägga; erhålla; fatta; förtjäna; förvärva; gripa; lyckas få tag på; lyckats få; lägga beslag på; ta fasta på; ta i besittning; uppnå; vinna
verwerven inhandla; köpa belägga; erhålla; lyckas få tag på; lyckats få; lägga beslag på; lära; studera; ta i besittning

Synoniemen voor "köpa":


Wiktionary: köpa


Cross Translation:
FromToVia
köpa aanschaffen; kopen buy — to obtain for money
köpa kopen kaufen — eine Ware gegen Entgelt erwerben
köpa kopen; afnemen; aankopen; inkopen; aanschaffen; overnemen acheter — Tous sens
köpa afnemen; kopen; aankopen; inkopen; aanschaffen; overnemen; buitmaken; behalen; verkrijgen; verwerven acquérir — Devenir possesseur par le travail, par l’achat, par l’échange, par contrat ou alors par... (Sens général).