Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- checken:
-
Wiktionary:
- checken → kontrollera, kolla
- checken → kontrollera, kolla, övervaka, besiktiga
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor checken (Nederlands) in het Zweeds
checken:
-
checken (natrekken; verifiëren; nagaan)
Conjugations for checken:
o.t.t.
- check
- checkt
- checkt
- checken
- checken
- checken
o.v.t.
- checkte
- checkte
- checkte
- checkten
- checkten
- checkten
v.t.t.
- heb gecheckt
- hebt gecheckt
- heeft gecheckt
- hebben gecheckt
- hebben gecheckt
- hebben gecheckt
v.v.t.
- had gecheckt
- had gecheckt
- had gecheckt
- hadden gecheckt
- hadden gecheckt
- hadden gecheckt
o.t.t.t.
- zal checken
- zult checken
- zal checken
- zullen checken
- zullen checken
- zullen checken
o.v.t.t.
- zou checken
- zou checken
- zou checken
- zouden checken
- zouden checken
- zouden checken
en verder
- ben gecheckt
- bent gecheckt
- is gecheckt
- zijn gecheckt
- zijn gecheckt
- zijn gecheckt
diversen
- check!
- checkt!
- gecheckt
- checkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor checken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
spåra | checken; nagaan; natrekken; verifiëren | bijhouden; calqueren; met pen overtekenen; overtrekken; traceren |
- | controleren; nakijken |
Synoniemen voor "checken":
Verwante definities voor "checken":
Wiktionary: checken
checken
Cross Translation:
verb
-
controleren, nakijken
- checken → kontrollera; kolla
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• checken | → kontrollera; kolla | ↔ check — to inspect, examine |
• checken | → övervaka | ↔ surveiller — observer avec attention ; examiner ; contrôler. |
• checken | → besiktiga; kontrollera | ↔ vérifier — examiner, rechercher si une chose est vraie, si elle est telle qu’elle doit être ou qu’on l’déclarer. |