Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- uitstellen:
-
Wiktionary:
- uitstellen → skjuta upp, uppskjuta, senarelägga, prokrastinera, förhala, stämma, variera, backa, rygga, baklänges, förjaga, befordra, forsla, frakta, transportera
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor uitstellen (Nederlands) in het Zweeds
uitstellen:
-
uitstellen (voor zich uitschuiven; verschuiven; vertragen; opschuiven; opschorten; rekken)
-
uitstellen
aktivera viloläge-
aktivera viloläge werkwoord
-
-
uitstellen
skjuta upp-
skjuta upp werkwoord
-
Conjugations for uitstellen:
o.t.t.
- stel uit
- stelt uit
- stelt uit
- stellen uit
- stellen uit
- stellen uit
o.v.t.
- stelde uit
- stelde uit
- stelde uit
- stelden uit
- stelden uit
- stelden uit
v.t.t.
- heb uitgesteld
- hebt uitgesteld
- heeft uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
- hebben uitgesteld
v.v.t.
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- had uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
- hadden uitgesteld
o.t.t.t.
- zal uitstellen
- zult uitstellen
- zal uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
- zullen uitstellen
o.v.t.t.
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zou uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
- zouden uitstellen
en verder
- ben uitgesteld
- bent uitgesteld
- is uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
- zijn uitgesteld
diversen
- stel uit!
- stelt uit!
- uitgesteld
- uitstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor uitstellen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aktivera viloläge | uitstellen | |
senarelägga | opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven | |
skjuta på | opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven | aanjagen; aansporen; beschieten; bestoken; neerschieten; opjutten; porren; schieten op |
skjuta upp | uitstellen | halthouden; omhoogschieten; stoppen |
Wiktionary: uitstellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitstellen | → skjuta upp | ↔ defer — to delay |
• uitstellen | → skjuta upp | ↔ delay — put off until a later time |
• uitstellen | → uppskjuta; senarelägga | ↔ postpone — to delay or put off an event |
• uitstellen | → prokrastinera; förhala | ↔ procrastinate — put off; to delay taking action |
• uitstellen | → skjuta upp; förhala | ↔ procrastinate — put off; delay something |
• uitstellen | → uppskjuta; stämma | ↔ ajourner — remettre à un autre jour. |
• uitstellen | → variera | ↔ différer — Traductions à trier suivant le sens |
• uitstellen | → backa; rygga; baklänges | ↔ reculer — tirer ou pousser un objet en arrière. |
• uitstellen | → uppskjuta | ↔ renvoyer — Remettre à plus tard |
• uitstellen | → förjaga | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |
• uitstellen | → befordra; forsla; frakta; transportera | ↔ reporter — Traductions à trier suivant le sens |
Computer vertaling door derden: