Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. oppikken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oppikken (Nederlands) in het Zweeds

oppikken:

oppikken werkwoord (pik op, pikt op, pikte op, pikten op, opgepikt)

  1. oppikken (afhalen en meenemen; ophalen)
    hämta upp; samla
    • hämta upp werkwoord (hämtar upp, hämtade upp, hämtat upp)
    • samla werkwoord (samlar, samlade, samlat)
  2. oppikken (aanleren; leren; verwerven; opsteken; eigen maken)
    lära; studera
    • lära werkwoord (lär, lärde, lärt)
    • studera werkwoord (studerar, studerade, studerat)
  3. oppikken (kennis opdoen; leren; opsteken; meekrijgen; meepikken)
    lära
    • lära werkwoord (lär, lärde, lärt)
  4. oppikken (oprapen; opsnappen; oppakken)
    samla ihop; plocka upp; samla in; snappa upp
    • samla ihop werkwoord (samlar ihop, samlade ihop, samlat ihop)
    • plocka upp werkwoord (plockar upp, plockade upp, plockat upp)
    • samla in werkwoord (samlar in, samlade in, samlat in)
    • snappa upp werkwoord (snappar upp, snappade upp, snappat upp)

Conjugations for oppikken:

o.t.t.
  1. pik op
  2. pikt op
  3. pikt op
  4. pikken op
  5. pikken op
  6. pikken op
o.v.t.
  1. pikte op
  2. pikte op
  3. pikte op
  4. pikten op
  5. pikten op
  6. pikten op
v.t.t.
  1. heb opgepikt
  2. hebt opgepikt
  3. heeft opgepikt
  4. hebben opgepikt
  5. hebben opgepikt
  6. hebben opgepikt
v.v.t.
  1. had opgepikt
  2. had opgepikt
  3. had opgepikt
  4. hadden opgepikt
  5. hadden opgepikt
  6. hadden opgepikt
o.t.t.t.
  1. zal oppikken
  2. zult oppikken
  3. zal oppikken
  4. zullen oppikken
  5. zullen oppikken
  6. zullen oppikken
o.v.t.t.
  1. zou oppikken
  2. zou oppikken
  3. zou oppikken
  4. zouden oppikken
  5. zouden oppikken
  6. zouden oppikken
en verder
  1. ben opgepikt
  2. bent opgepikt
  3. is opgepikt
  4. zijn opgepikt
  5. zijn opgepikt
  6. zijn opgepikt
diversen
  1. pik op!
  2. pikt op!
  3. opgepikt
  4. oppikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oppikken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lära leerstelsel; leersysteem
plocka upp oprapen; rapen
samla ihop samenkomen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hämta upp afhalen en meenemen; ophalen; oppikken
lära aanleren; eigen maken; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verwerven africhten; bijbrengen; bijleren; dier africhten; dresseren; horen; iets leren; leren; lesgeven; onderwijzen; ontdekken; te horen krijgen; trainen; vernemen; vinden
plocka upp oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen
samla afhalen en meenemen; ophalen; oppikken afhalen; afnemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; meenemen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
samla ihop oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen accumuleren; bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; concentreren; hopen; opeenhopen; oppotten; samenbrengen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen
samla in oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
snappa upp oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen
studera aanleren; eigen maken; leren; oppikken; opsteken; verwerven bestuderen; blokken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; studeren; vossen

Wiktionary: oppikken


Cross Translation:
FromToVia
oppikken plocka; samla lesen — (transitiv), Landwirtschaft: Dinge auswählen, um sie danach aufzusammeln und zusammenzutragen