Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- identificeren:
-
Wiktionary:
- identificeren → igenkänna, känna igen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor identificeren (Nederlands) in het Zweeds
identificeren:
identificeren werkwoord (identificeer, identificeert, identificeerde, identificeerden, geïdentificeerd)
-
identificeren (identiteit vaststellen)
-
identificeren (vereenzelvigen)
Conjugations for identificeren:
o.t.t.
- identificeer
- identificeert
- identificeert
- identificeren
- identificeren
- identificeren
o.v.t.
- identificeerde
- identificeerde
- identificeerde
- identificeerden
- identificeerden
- identificeerden
v.t.t.
- heb geïdentificeerd
- hebt geïdentificeerd
- heeft geïdentificeerd
- hebben geïdentificeerd
- hebben geïdentificeerd
- hebben geïdentificeerd
v.v.t.
- had geïdentificeerd
- had geïdentificeerd
- had geïdentificeerd
- hadden geïdentificeerd
- hadden geïdentificeerd
- hadden geïdentificeerd
o.t.t.t.
- zal identificeren
- zult identificeren
- zal identificeren
- zullen identificeren
- zullen identificeren
- zullen identificeren
o.v.t.t.
- zou identificeren
- zou identificeren
- zou identificeren
- zouden identificeren
- zouden identificeren
- zouden identificeren
en verder
- ben geïdentificeerd
- bent geïdentificeerd
- is geïdentificeerd
- zijn geïdentificeerd
- zijn geïdentificeerd
- zijn geïdentificeerd
diversen
- identificeer!
- identificeert!
- geïdentificeerd
- identificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor identificeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
identificera | identificeren; vereenzelvigen | |
identifiera | identificeren; identiteit vaststellen | vereenzelvigen |
Wiktionary: identificeren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• identificeren | → igenkänna; känna igen | ↔ reconnaitre — Se remettre dans l'esprit l'idée etc., quand on vient à le revoir ou à l'entendre. (Sens général) |