Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bestellen (Nederlands) in het Zweeds
bestellen:
-
bestellen (orderen)
-
bestellen (thuisbezorgen; brengen; afgeven; bezorgen; afleveren; overhandigen)
-
bestellen (thuisbezorgen; bezorgen; brengen; afleveren; rondbrengen)
Conjugations for bestellen:
o.t.t.
- bestel
- bestelt
- bestelt
- bestellen
- bestellen
- bestellen
o.v.t.
- bestelde
- bestelde
- bestelde
- bestelden
- bestelden
- bestelden
v.t.t.
- heb besteld
- hebt besteld
- heeft besteld
- hebben besteld
- hebben besteld
- hebben besteld
v.v.t.
- had besteld
- had besteld
- had besteld
- hadden besteld
- hadden besteld
- hadden besteld
o.t.t.t.
- zal bestellen
- zult bestellen
- zal bestellen
- zullen bestellen
- zullen bestellen
- zullen bestellen
o.v.t.t.
- zou bestellen
- zou bestellen
- zou bestellen
- zouden bestellen
- zouden bestellen
- zouden bestellen
diversen
- bestel!
- bestelt!
- besteld
- bestellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het bestellen
beställande-
beställande zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor bestellen:
Verwante woorden van "bestellen":
Verwante definities voor "bestellen":
Wiktionary: bestellen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bestellen | → beställa; lägga en order | ↔ order — to request some product or service |
• bestellen | → befalla; påbjuda | ↔ commander — Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général). |
• bestellen | → ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda | ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui. |
• bestellen | → avleverera; leverera | ↔ fournir — pourvoir, approvisionner. |
• bestellen | → avleverera; leverera; lämna | ↔ livrer — Traductions à trier suivant le sens |
bestel:
-
de bestel (samenstel)
Vertaal Matrix voor bestel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ordning | bestel; samenstel | aaneenschakeling; discipline; dwang; gehoorzaamheid; keurigheid; netheid; onberispelijkheid; onderwerping; opeenvolging; orde; ordelijkheid; tucht |
rådande ordning | bestel; samenstel |