Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor zucht in het Nederlands
zucht:
zucht vorm van zuchten:
-
zuchten
-
zuchten
– met kracht en hoorbaar uitademen 1
Conjugations for zuchten:
o.t.t.
- zucht
- zucht
- zucht
- zuchten
- zuchten
- zuchten
o.v.t.
- zuchtte
- zuchtte
- zuchtte
- zuchtten
- zuchtten
- zuchtten
v.t.t.
- heb gezucht
- hebt gezucht
- heeft gezucht
- hebben gezucht
- hebben gezucht
- hebben gezucht
v.v.t.
- had gezucht
- had gezucht
- had gezucht
- hadden gezucht
- hadden gezucht
- hadden gezucht
o.t.t.t.
- zal zuchten
- zult zuchten
- zal zuchten
- zullen zuchten
- zullen zuchten
- zullen zuchten
o.v.t.t.
- zou zuchten
- zou zuchten
- zou zuchten
- zouden zuchten
- zouden zuchten
- zouden zuchten
diversen
- zucht!
- zucht!
- gezucht
- zuchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de zuchten