Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor werktuig in het Nederlands

werktuig:

werktuig [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de werktuig
    de werktuigen; de instrument; de gereedschappen; de gereedschap; de instrumenten; de werktuig; het gerei; handwerktuig; het handgereedschap

werktuig [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het werktuig
    – stuk gereedschap voor het maken of repareren van iets 1
    het werktuig
    – stuk gereedschap voor het maken of repareren van iets 1
    • werktuig [het ~] zelfstandig naamwoord
      • welke werktuigen heb je nodig voor het timmeren van dat hek?1

Verwante woorden van "werktuig":


Verwante definities voor "werktuig":

  1. stuk gereedschap voor het maken of repareren van iets1
    • welke werktuigen heb je nodig voor het timmeren van dat hek?1

Verwante synoniemen voor werktuig