Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor waarheid in het Nederlands

waarheid:

waarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de waarheid
    de waarheid
    • waarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. de waarheid
    – wat in werkelijkheid zo is 1
    de waarheid
    – wat in werkelijkheid zo is 1
    • waarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • lieg niet tegen me, vertel me de waarheid1

Verwante woorden van "waarheid":


Antoniemen van "waarheid":


Verwante definities voor "waarheid":

  1. wat in werkelijkheid zo is1
    • lieg niet tegen me, vertel me de waarheid1

waar:

waar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de waar
    de waar; de artikelen; de koopwaar; de voorwerpen
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • artikelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de waar
    de handelswaar; de koopwaar; de nering; de koophandel; de handel; de waar; de klandizie
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • nering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koophandel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klandizie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. de waar
    de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
    • dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • spullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goedje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. de waar
    de handelswaar; de waren; de goederen; de koopwaar; de waar
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goederen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord

waar bijvoeglijk naamwoord

  1. waar
    waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend
  2. waar
    waar; waarachtig; werkelijk
  3. waar
    effectief; reëel; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; heus; waarachtig; waar

waar

  1. waar

waar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de waar
    – precies als in de werkelijkheid 1
    de waar; natuurlijk; echt; werkelijk; heus
    – precies als in de werkelijkheid 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • het is een waar gebeurd verhaal1
    • natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
      • zij speelt die rol heel natuurlijk1
    • echt bijvoeglijk naamwoord
      • is het echt gebeurd?1
    • werkelijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij noemt zich Leo, maar dat is niet zijn werkelijke naam1
    • heus bijvoeglijk naamwoord
      • is het heus?1
  2. de waar
    – op welke plaats 1
    de waar
    – op welke plaats 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • waar woon je?1
  3. de waar
    – spullen die je te koop aanbiedt 1
    de waar
    – spullen die je te koop aanbiedt 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de marktkoopman stalde zijn waren uit1

Verwante woorden van "waar":


Alternatieve synoniemen voor "waar":


Verwante definities voor "waar":

  1. precies als in de werkelijkheid1
    • het is een waar gebeurd verhaal1
  2. op welke plaats1
    • waar woon je?1
  3. spullen die je te koop aanbiedt1
    • de marktkoopman stalde zijn waren uit1

Verwante synoniemen voor waarheid