Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vraag in het Nederlands

vraag:

vraag [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de vraag
    de vraag; de vordering; de eis
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vordering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • eis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de vraag
    de interpellatie; de vraag
  3. de vraag
    de vraag; het verzoek; de bede
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
    • verzoek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • bede [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. de vraag
    de vraag
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. de vraag
    – belangstelling voor een artikel 1
    de vraag
    – belangstelling voor een artikel 1
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
      • er is in de zomer geen vraag naar sjaals1
  6. de vraag
    – wat je zegt om iets te krijgen 1
    de vraag
    – wat je zegt om iets te krijgen 1
    • vraag [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de leraar stelde een moeilijke vraag1

Verwante woorden van "vraag":


Antoniemen van "vraag":


Verwante definities voor "vraag":

  1. belangstelling voor een artikel1
    • er is in de zomer geen vraag naar sjaals1
  2. wat je zegt om iets te krijgen1
    • de leraar stelde een moeilijke vraag1

vraag vorm van vragen:

vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)

  1. vragen
    vragen; verzoeken; aanvragen; uitnodigen; aanzoeken
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
    • aanzoeken werkwoord (zoek aan, zoekt aan, zocht aan, zochten aan, aangezocht)
  2. vragen
    vragen; vraag stellen
  3. vragen
    vragen; rekwestreren; aanvragen; verzoeken
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
    • rekwestreren werkwoord (rekwestreer, rekwestreert, rekwestreerde, rekwestreerden, gerekwestreerd)
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
  4. vragen
    verzoeken; smeken; bidden; vragen
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • smeken werkwoord (smeek, smeekt, smeekte, smeekten, gesmeekt)
    • bidden werkwoord (bid, bidt, bad, baden, gebeden)
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
  5. vragen
    aanvragen; verzoeken; opvragen; vragen
    • aanvragen werkwoord (vraag aan, vraagt aan, vroeg aan, vroegen aan, aangevraagd)
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
    • opvragen werkwoord (vraag op, vraagt op, vroeg op, vroegen op, opgevraagd)
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
  6. vragen
    – verzoeken je gast te zijn 1
    vragen; uitnodigen
    – verzoeken je gast te zijn 1
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
      • als ik jarig ben vraag ik alle kinderen van de klas1
    • uitnodigen werkwoord (nodig uit, nodigt uit, nodigde uit, nodigden uit, uitgenodigd)
      • ik nodigde hem uit te komen logeren1
  7. vragen
    – zeggen dat je iets wilt hebben of een antwoord wilt krijgen 1
    vragen; verzoeken
    – zeggen dat je iets wilt hebben of een antwoord wilt krijgen 1
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
      • zij vroeg aan Anja hoe oud ze was1
    • verzoeken werkwoord (verzoek, verzoekt, verzocht, verzochten, verzocht)
      • hij verzocht om stilte1
  8. vragen
    – zeggen dat je iets gedaan wilt krijgen 1
    vragen
    – zeggen dat je iets gedaan wilt krijgen 1
    • vragen werkwoord (vraag, vraagt, vroeg, vroegen, gevraagd)
      • ik vroeg hem de brief terug te sturen1

Conjugations for vragen:

o.t.t.
  1. vraag
  2. vraagt
  3. vraagt
  4. vragen
  5. vragen
  6. vragen
o.v.t.
  1. vroeg
  2. vroeg
  3. vroeg
  4. vroegen
  5. vroegen
  6. vroegen
v.t.t.
  1. heb gevraagd
  2. hebt gevraagd
  3. heeft gevraagd
  4. hebben gevraagd
  5. hebben gevraagd
  6. hebben gevraagd
v.v.t.
  1. had gevraagd
  2. had gevraagd
  3. had gevraagd
  4. hadden gevraagd
  5. hadden gevraagd
  6. hadden gevraagd
o.t.t.t.
  1. zal vragen
  2. zult vragen
  3. zal vragen
  4. zullen vragen
  5. zullen vragen
  6. zullen vragen
o.v.t.t.
  1. zou vragen
  2. zou vragen
  3. zou vragen
  4. zouden vragen
  5. zouden vragen
  6. zouden vragen
diversen
  1. vraag!
  2. vraagt!
  3. gevraagd
  4. vragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vragen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de vragen
    de vragen; de verzoeken
    • vragen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • verzoeken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "vragen":


Alternatieve synoniemen voor "vragen":


Antoniemen van "vragen":


Verwante definities voor "vragen":

  1. verzoeken je gast te zijn1
    • als ik jarig ben vraag ik alle kinderen van de klas1
  2. zeggen dat je iets wilt hebben of een antwoord wilt krijgen1
    • zij vroeg aan Anja hoe oud ze was1
  3. zeggen dat je iets gedaan wilt krijgen1
    • ik vroeg hem de brief terug te sturen1

Verwante synoniemen voor vraag