Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor vorst in het Nederlands
vorst:
-
de vorst
-
de vorst
-
de vorst
– het lager dan nul graden zijn 1 -
de vorst
– hoofd van een rijk 1
Verwante definities voor "vorst":
vorst vorm van vorsen:
-
vorsen
Conjugations for vorsen:
o.t.t.
- vors
- vorst
- vorst
- vorsen
- vorsen
- vorsen
o.v.t.
- vorste
- vorste
- vorste
- vorsten
- vorsten
- vorsten
v.t.t.
- heb gevorst
- hebt gevorst
- heeft gevorst
- hebben gevorst
- hebben gevorst
- hebben gevorst
v.v.t.
- had gevorst
- had gevorst
- had gevorst
- hadden gevorst
- hadden gevorst
- hadden gevorst
o.t.t.t.
- zal vorsen
- zult vorsen
- zal vorsen
- zullen vorsen
- zullen vorsen
- zullen vorsen
o.v.t.t.
- zou vorsen
- zou vorsen
- zou vorsen
- zouden vorsen
- zouden vorsen
- zouden vorsen
diversen
- vors!
- vorst!
- gevorst
- vorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze