Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. voorspiegelen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor voorspiegelen in het Nederlands

voorspiegelen:

voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)

  1. voorspiegelen
    voorspiegelen
    • voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)

Conjugations for voorspiegelen:

o.t.t.
  1. spiegel voor
  2. spiegelt voor
  3. spiegelt voor
  4. spiegelen voor
  5. spiegelen voor
  6. spiegelen voor
o.v.t.
  1. spiegelde voor
  2. spiegelde voor
  3. spiegelde voor
  4. spiegelden voor
  5. spiegelden voor
  6. spiegelden voor
v.t.t.
  1. heb voorgespiegeld
  2. hebt voorgespiegeld
  3. heeft voorgespiegeld
  4. hebben voorgespiegeld
  5. hebben voorgespiegeld
  6. hebben voorgespiegeld
v.v.t.
  1. had voorgespiegeld
  2. had voorgespiegeld
  3. had voorgespiegeld
  4. hadden voorgespiegeld
  5. hadden voorgespiegeld
  6. hadden voorgespiegeld
o.t.t.t.
  1. zal voorspiegelen
  2. zult voorspiegelen
  3. zal voorspiegelen
  4. zullen voorspiegelen
  5. zullen voorspiegelen
  6. zullen voorspiegelen
o.v.t.t.
  1. zou voorspiegelen
  2. zou voorspiegelen
  3. zou voorspiegelen
  4. zouden voorspiegelen
  5. zouden voorspiegelen
  6. zouden voorspiegelen
diversen
  1. spiegel voor!
  2. spiegelt voor!
  3. voorgespiegeld
  4. voorspiegelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze