Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor voegen in het Nederlands
voegen:
-
voegen
-
voegen
-
voegen
Conjugations for voegen:
o.t.t.
- voeg
- voegt
- voegt
- voegen
- voegen
- voegen
o.v.t.
- voegde
- voegde
- voegde
- voegden
- voegden
- voegden
v.t.t.
- heb gevoegd
- hebt gevoegd
- heeft gevoegd
- hebben gevoegd
- hebben gevoegd
- hebben gevoegd
v.v.t.
- had gevoegd
- had gevoegd
- had gevoegd
- hadden gevoegd
- hadden gevoegd
- hadden gevoegd
o.t.t.t.
- zal voegen
- zult voegen
- zal voegen
- zullen voegen
- zullen voegen
- zullen voegen
o.v.t.t.
- zou voegen
- zou voegen
- zou voegen
- zouden voegen
- zouden voegen
- zouden voegen
diversen
- voeg!
- voegt!
- gevoegd
- voegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voegen
Verwante woorden van "voegen":
voegen vorm van voeg:
-
de voeg