Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor vlakken in het Nederlands
vlakken:
Conjugations for vlakken:
o.t.t.
- vlak
- vlakt
- vlakt
- vlakken
- vlakken
- vlakken
o.v.t.
- vlakte
- vlakte
- vlakte
- vlakten
- vlakten
- vlakten
v.t.t.
- heb gevlakt
- hebt gevlakt
- heeft gevlakt
- hebben gevlakt
- hebben gevlakt
- hebben gevlakt
v.v.t.
- had gevlakt
- had gevlakt
- had gevlakt
- hadden gevlakt
- hadden gevlakt
- hadden gevlakt
o.t.t.t.
- zal vlakken
- zult vlakken
- zal vlakken
- zullen vlakken
- zullen vlakken
- zullen vlakken
o.v.t.t.
- zou vlakken
- zou vlakken
- zou vlakken
- zouden vlakken
- zouden vlakken
- zouden vlakken
diversen
- vlak!
- vlakt!
- gevlakt
- vlakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwante woorden van "vlakken":
vlak:
-
vlak
-
vlak
horizontaal; vlak; plat-
horizontaal bijvoeglijk naamwoord
-
vlak bijvoeglijk naamwoord
-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
-
vlak
plat; vlak; geëgaliseerd-
plat bijvoeglijk naamwoord
-
vlak bijvoeglijk naamwoord
-
geëgaliseerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
vlak
– waar niets tussen zit 1onmiddellijk; vlak; direct– waar niets tussen zit 1-
onmiddellijk bijvoeglijk naamwoord
-
vlak bijvoeglijk naamwoord
-
direct bijvoeglijk naamwoord
-
-
vlak
– met een oppervlak zonder bobbels 1 -
vlak
– zonder hoogte- of dieptepunten 1
-
het vlak
– wat bij een vak of hobby hoort 1