Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verweer in het Nederlands

verweer:

verweer [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verweer
    het bezwaar; verdedigingsakte; het verweer; de repliek; het verweerschrift

verweer vorm van verweren:

verweren werkwoord (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)

  1. verweren
    verdedigen; verweren; afweren; weren
    • verdedigen werkwoord (verdedig, verdedigt, verdedigde, verdedigden, verdedigd)
    • verweren werkwoord (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)
    • afweren werkwoord (weer af, weert af, weerde af, weerden af, afgeweerd)
    • weren werkwoord (weer, weert, weerde, weerden, geweerd)
  2. verweren
    verwerpen; afwijzen; verweren; afstemmen; terugwijzen; afketsen; wegstemmen
    • verwerpen werkwoord (verwerp, verwerpt, verwierp, verwierpen, verworpen)
    • afwijzen werkwoord (wijs af, wijst af, wees af, wezen af, afgewezen)
    • verweren werkwoord (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)
    • afstemmen werkwoord (stem af, stemt af, stemde af, stemden af, afgestemd)
    • terugwijzen werkwoord (wijs terug, wijst terug, wees terug, wezen terug, teruggewezen)
    • afketsen werkwoord (kets af, ketst af, ketste af, ketsten af, afgeketst)
    • wegstemmen werkwoord (stem weg, stemt weg, stemde weg, stemden weg, weggestemd)

Conjugations for verweren:

o.t.t.
  1. verweer
  2. verweert
  3. verweert
  4. verweren
  5. verweren
  6. verweren
o.v.t.
  1. verweerde
  2. verweerde
  3. verweerde
  4. verweerden
  5. verweerden
  6. verweerden
v.t.t.
  1. heb verweerd
  2. hebt verweerd
  3. heeft verweerd
  4. hebben verweerd
  5. hebben verweerd
  6. hebben verweerd
v.v.t.
  1. had verweerd
  2. had verweerd
  3. had verweerd
  4. hadden verweerd
  5. hadden verweerd
  6. hadden verweerd
o.t.t.t.
  1. zal verweren
  2. zult verweren
  3. zal verweren
  4. zullen verweren
  5. zullen verweren
  6. zullen verweren
o.v.t.t.
  1. zou verweren
  2. zou verweren
  3. zou verweren
  4. zouden verweren
  5. zouden verweren
  6. zouden verweren
diversen
  1. verweer!
  2. verweert!
  3. verweerd
  4. verwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verweren [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het verweren
    de erosie; het verweren; de verwering
    • erosie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • verweren [het ~] zelfstandig naamwoord
    • verwering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord