Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor verpanden in het Nederlands
verpanden:
-
verpanden
Conjugations for verpanden:
o.t.t.
- verpand
- verpandt
- verpandt
- verpanden
- verpanden
- verpanden
o.v.t.
- verpandde
- verpandde
- verpandde
- verpandden
- verpandden
- verpandden
v.t.t.
- heb verpand
- hebt verpand
- heeft verpand
- hebben verpand
- hebben verpand
- hebben verpand
v.v.t.
- had verpand
- had verpand
- had verpand
- hadden verpand
- hadden verpand
- hadden verpand
o.t.t.t.
- zal verpanden
- zult verpanden
- zal verpanden
- zullen verpanden
- zullen verpanden
- zullen verpanden
o.v.t.t.
- zou verpanden
- zou verpanden
- zou verpanden
- zouden verpanden
- zouden verpanden
- zouden verpanden
diversen
- verpand!
- verpandt!
- verpand
- verpandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze