Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. uitwas:
  2. uitwassen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor uitwas in het Nederlands

uitwas:

uitwas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de uitwas
    het exces; de buitensporigheid; de uitspatting; de uitwas; de buitenissigheid

uitwassen:

uitwassen werkwoord (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)

  1. uitwassen
    wassen; uitwassen
    • wassen werkwoord (was, wast, waste, wasten, gewassen)
    • uitwassen werkwoord (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)
  2. uitwassen
    uitwassen
    • uitwassen werkwoord (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)

Conjugations for uitwassen:

o.t.t.
  1. was uit
  2. wast uit
  3. wast uit
  4. wassen uit
  5. wassen uit
  6. wassen uit
o.v.t.
  1. waste uit
  2. waste uit
  3. waste uit
  4. wasten uit
  5. wasten uit
  6. wasten uit
v.t.t.
  1. heb uitgewassen
  2. hebt uitgewassen
  3. heeft uitgewassen
  4. hebben uitgewassen
  5. hebben uitgewassen
  6. hebben uitgewassen
v.v.t.
  1. had uitgewassen
  2. had uitgewassen
  3. had uitgewassen
  4. hadden uitgewassen
  5. hadden uitgewassen
  6. hadden uitgewassen
o.t.t.t.
  1. zal uitwassen
  2. zult uitwassen
  3. zal uitwassen
  4. zullen uitwassen
  5. zullen uitwassen
  6. zullen uitwassen
o.v.t.t.
  1. zou uitwassen
  2. zou uitwassen
  3. zou uitwassen
  4. zouden uitwassen
  5. zouden uitwassen
  6. zouden uitwassen
en verder
  1. ben uitgewassen
  2. bent uitgewassen
  3. is uitgewassen
  4. zijn uitgewassen
  5. zijn uitgewassen
  6. zijn uitgewassen
diversen
  1. was uit!
  2. wast uit!
  3. uitgewassen
  4. uitwassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze