Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor uitreiken in het Nederlands
uitreiken:
-
uitreiken
-
uitreiken
Conjugations for uitreiken:
o.t.t.
- reik uit
- reikt uit
- reikt uit
- reiken uit
- reiken uit
- reiken uit
o.v.t.
- reikte uit
- reikte uit
- reikte uit
- reikten uit
- reikten uit
- reikten uit
v.t.t.
- heb uitgereikt
- hebt uitgereikt
- heeft uitgereikt
- hebben uitgereikt
- hebben uitgereikt
- hebben uitgereikt
v.v.t.
- had uitgereikt
- had uitgereikt
- had uitgereikt
- hadden uitgereikt
- hadden uitgereikt
- hadden uitgereikt
o.t.t.t.
- zal uitreiken
- zult uitreiken
- zal uitreiken
- zullen uitreiken
- zullen uitreiken
- zullen uitreiken
o.v.t.t.
- zou uitreiken
- zou uitreiken
- zou uitreiken
- zouden uitreiken
- zouden uitreiken
- zouden uitreiken
en verder
- ben uitgereikt
- bent uitgereikt
- is uitgereikt
- zijn uitgereikt
- zijn uitgereikt
- zijn uitgereikt
diversen
- reik uit!
- reikt uit!
- uitgereikt
- uitreikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze