Overzicht
Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...
-
uitkomen:
- uitkomen; ontdekt worden; uitkomen van geheim; blijken; bewaarheid worden; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten; conveniëren; geschikt zijn; passen; deugen; passend zijn; zich kunnen bedruipen; rondkomen; schikken; gelegen komen; verschijnen
- uitkomen; uitstromen
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor uitkomen in het Nederlands
uitkomen:
-
uitkomen
uitkomen; ontdekt worden; uitkomen van geheim-
ontdekt worden werkwoord
-
uitkomen van geheim werkwoord
-
uitkomen
-
uitkomen
uitkomen; voortkomen uit; ontspringen; ontstaan uit; uitbotten; uitlopen; ontspruiten-
voortkomen uit werkwoord
-
uitkomen
conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn-
geschikt zijn werkwoord (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
-
passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)
-
uitkomen
-
uitkomen
-
uitkomen
– op een gunstig moment gebeuren 1 -
uitkomen
– er een oplossing voor bedenken 1 -
uitkomen
– er genoeg aan hebben 1 -
uitkomen
– goed tot zijn recht komen 1 -
uitkomen
– het als einde of resultaat hebben 1 -
uitkomen
– het eerlijk toegeven 1 -
uitkomen
– ontdekt worden 1 -
uitkomen
– opengebroken worden door het kuiken 1 -
uitkomen
– tot bloemen worden 1 -
uitkomen
– op de markt komen 1
Conjugations for uitkomen:
o.t.t.
- kom uit
- komt uit
- komt uit
- komen uit
- komen uit
- komen uit
o.v.t.
- kwam uit
- kwam uit
- kwam uit
- kwamen uit
- kwamen uit
- kwamen uit
v.t.t.
- ben uitgekomen
- bent uitgekomen
- is uitgekomen
- zijn uitgekomen
- zijn uitgekomen
- zijn uitgekomen
v.v.t.
- was uitgekomen
- was uitgekomen
- was uitgekomen
- waren uitgekomen
- waren uitgekomen
- waren uitgekomen
o.t.t.t.
- zal uitkomen
- zult uitkomen
- zal uitkomen
- zullen uitkomen
- zullen uitkomen
- zullen uitkomen
o.v.t.t.
- zou uitkomen
- zou uitkomen
- zou uitkomen
- zouden uitkomen
- zouden uitkomen
- zouden uitkomen
diversen
- kom uit!
- komt uit!
- uitgekomen
- uitkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitkomen