Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor trekkers in het Nederlands

trekkers:

trekkers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de trekkers
    de trekkers; de tractoren
    • trekkers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • tractoren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de trekkers
    de wandelaars; de trekkers

Verwante woorden van "trekkers":


trekkers vorm van trekker:

trekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trekker
    de trekker; trekster
    • trekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • trekster [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. de trekker
    de tractor; de trekker
    • tractor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • trekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de trekker
    de ruitenwisser; de trekker; de wisser
    • ruitenwisser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • trekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wisser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. de trekker
    de trekker; glazenwisser

Verwante woorden van "trekker":