Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor toetakelen in het Nederlands
toetakelen:
-
toetakelen
aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen; afranselen-
in elkaar timmeren werkwoord (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)
-
toetakelen
Conjugations for toetakelen:
o.t.t.
- takel toe
- takelt toe
- takelt toe
- takelen toe
- takelen toe
- takelen toe
o.v.t.
- takelde toe
- takelde toe
- takelde toe
- takelden toe
- takelden toe
- takelden toe
v.t.t.
- heb toegetakeld
- hebt toegetakeld
- heeft toegetakeld
- hebben toegetakeld
- hebben toegetakeld
- hebben toegetakeld
v.v.t.
- had toegetakeld
- had toegetakeld
- had toegetakeld
- hadden toegetakeld
- hadden toegetakeld
- hadden toegetakeld
o.t.t.t.
- zal toetakelen
- zult toetakelen
- zal toetakelen
- zullen toetakelen
- zullen toetakelen
- zullen toetakelen
o.v.t.t.
- zou toetakelen
- zou toetakelen
- zou toetakelen
- zouden toetakelen
- zouden toetakelen
- zouden toetakelen
en verder
- ben toegetakeld
- bent toegetakeld
- is toegetakeld
- zijn toegetakeld
- zijn toegetakeld
- zijn toegetakeld
diversen
- takel toe!
- takelt toe!
- toegetakeld
- toetakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze