Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. tijd:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tijd in het Nederlands

tijd:

tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tijd
    de tijd
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de tijd
    – reeks van momenten 1
    de tijd; de periode; de poos
    – reeks van momenten 1
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • dat is een tijd geleden1
    • periode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • het was een drukke periode1
    • poos [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ze bleef een hele poos weg1
  3. de tijd
    – vorm van het werkwoord die aangeeft wanneer de zin zich afspeelt 1
    de tijd
    – vorm van het werkwoord die aangeeft wanneer de zin zich afspeelt 1
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • deze zin staat in de tegenwoordige tijd1
  4. de tijd
    – punt of plaats in reeks van momenten 1
    de tijd
    – punt of plaats in reeks van momenten 1
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • gisteren om deze tijd regende het1

tijd

  1. tijd
    oer; tijd

Verwante woorden van "tijd":

  • tijden, tijds

Alternatieve synoniemen voor "tijd":


Verwante definities voor "tijd":

  1. reeks van momenten1
    • dat is een tijd geleden1
  2. vorm van het werkwoord die aangeeft wanneer de zin zich afspeelt1
    • deze zin staat in de tegenwoordige tijd1
  3. punt of plaats in reeks van momenten1
    • gisteren om deze tijd regende het1

Verwante synoniemen voor tijd