Overzicht
Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor stichten in het Nederlands
stichten:
Conjugations for stichten:
o.t.t.
- sticht
- sticht
- sticht
- stichten
- stichten
- stichten
o.v.t.
- stichtte
- stichtte
- stichtte
- stichtten
- stichtten
- stichtten
v.t.t.
- heb gesticht
- hebt gesticht
- heeft gesticht
- hebben gesticht
- hebben gesticht
- hebben gesticht
v.v.t.
- had gesticht
- had gesticht
- had gesticht
- hadden gesticht
- hadden gesticht
- hadden gesticht
o.t.t.t.
- zal stichten
- zult stichten
- zal stichten
- zullen stichten
- zullen stichten
- zullen stichten
o.v.t.t.
- zou stichten
- zou stichten
- zou stichten
- zouden stichten
- zouden stichten
- zouden stichten
en verder
- ben gesticht
- bent gesticht
- is gesticht
- zijn gesticht
- zijn gesticht
- zijn gesticht
diversen
- sticht!
- stichtt!
- gesticht
- stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Verwante woorden van "stichten":
Alternatieve synoniemen voor "stichten":
Antoniemen van "stichten":
Verwante definities voor "stichten":
stichten vorm van sticht:
-
het sticht