Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor sodemieteren in het Nederlands
sodemieteren:
-
sodemieteren
Conjugations for sodemieteren:
o.t.t.
- sodemieter
- sodemietert
- sodemietert
- sodemieteren
- sodemieteren
- sodemieteren
o.v.t.
- sodemieterde
- sodemieterde
- sodemieterde
- sodemieterden
- sodemieterden
- sodemieterden
v.t.t.
- heb gesodemieterd
- hebt gesodemieterd
- heeft gesodemieterd
- hebben gesodemieterd
- hebben gesodemieterd
- hebben gesodemieterd
v.v.t.
- had gesodemieterd
- had gesodemieterd
- had gesodemieterd
- hadden gesodemieterd
- hadden gesodemieterd
- hadden gesodemieterd
o.t.t.t.
- zal sodemieteren
- zult sodemieteren
- zal sodemieteren
- zullen sodemieteren
- zullen sodemieteren
- zullen sodemieteren
o.v.t.t.
- zou sodemieteren
- zou sodemieteren
- zou sodemieteren
- zouden sodemieteren
- zouden sodemieteren
- zouden sodemieteren
en verder
- ben gesodemieterd
- bent gesodemieterd
- is gesodemieterd
- zijn gesodemieterd
- zijn gesodemieterd
- zijn gesodemieterd
diversen
- sodemieter!
- sodemietert!
- gesodemieterd
- sodemieterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze