Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor pleister in het Nederlands
pleister:
-
de pleister
-
de pleister
-
de pleister
– stukje stof met verbandgaasje voor op een wond 1
Verwante woorden van "pleister":
Verwante definities voor "pleister":
pleister vorm van pleisteren:
-
pleisteren
Conjugations for pleisteren:
o.t.t.
- pleister
- pleistert
- pleistert
- pleisteren
- pleisteren
- pleisteren
o.v.t.
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterde
- pleisterden
- pleisterden
- pleisterden
v.t.t.
- heb gepleisterd
- hebt gepleisterd
- heeft gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
- hebben gepleisterd
v.v.t.
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- had gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
- hadden gepleisterd
o.t.t.t.
- zal pleisteren
- zult pleisteren
- zal pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
- zullen pleisteren
o.v.t.t.
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zou pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
- zouden pleisteren
diversen
- pleister!
- pleistert!
- gepleisterd
- pleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze