Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor overheersen in het Nederlands
overheersen:
-
overheersen
overheersen; beheersen; machtiger zijn; onderwerpen; heersen over-
machtiger zijn werkwoord
-
heersen over werkwoord
-
overheersen
overheersen; regeren; heersen; gezaghebben; macht uitoefenen-
gezaghebben werkwoord
-
macht uitoefenen werkwoord (oefen macht uit, oefent macht uit, oefende macht uit, oefenden macht uit, macht uitgeoefend)
-
overheersen
overheersen; domineren; de overhand hebben-
de overhand hebben werkwoord (heb de overhand, hebt de overhand, heeft de overhand, had de overhand, hadden de overhand, de overhand gehad)
-
overheersen
– de meeste macht of invloed hebben 1
Conjugations for overheersen:
o.t.t.
- overheers
- overheerst
- overheerst
- overheersen
- overheersen
- overheersen
o.v.t.
- overheerste
- overheerste
- overheerste
- overheersten
- overheersten
- overheersten
v.t.t.
- heb overheerst
- hebt overheerst
- heeft overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
- hebben overheerst
v.v.t.
- had overheerst
- had overheerst
- had overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
- hadden overheerst
o.t.t.t.
- zal overheersen
- zult overheersen
- zal overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
- zullen overheersen
o.v.t.t.
- zou overheersen
- zou overheersen
- zou overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
- zouden overheersen
en verder
- ben overheerst
- bent overheerst
- is overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
- zijn overheerst
diversen
- overheers!
- overheerst!
- overheerst
- overheersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze