Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor opteren in het Nederlands
opteren:
-
opteren
Conjugations for opteren:
o.t.t.
- opteer
- opteert
- opteert
- opteren
- opteren
- opteren
o.v.t.
- opteerde
- opteerde
- opteerde
- opteerden
- opteerden
- opteerden
v.t.t.
- heb geopteerd
- hebt geopteerd
- heeft geopteerd
- hebben geopteerd
- hebben geopteerd
- hebben geopteerd
v.v.t.
- had geopteerd
- had geopteerd
- had geopteerd
- hadden geopteerd
- hadden geopteerd
- hadden geopteerd
o.t.t.t.
- zal opteren
- zult opteren
- zal opteren
- zullen opteren
- zullen opteren
- zullen opteren
o.v.t.t.
- zou opteren
- zou opteren
- zou opteren
- zouden opteren
- zouden opteren
- zouden opteren
diversen
- opteer!
- opteert!
- geopteerd
- opterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze