Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor ontsnapt in het Nederlands
ontsnapt:
-
ontsnapt
ontsnapt vorm van ontsnappen:
-
ontsnappen
vluchten; ontvluchten; ontsnappen; wegvluchten; uitwijken; ontkomen-
wegvluchten werkwoord
-
uitwijken werkwoord
-
ontsnappen
Conjugations for ontsnappen:
o.t.t.
- ontsnap
- ontsnapt
- ontsnapt
- ontsnappen
- ontsnappen
- ontsnappen
o.v.t.
- ontsnapte
- ontsnapte
- ontsnapte
- ontsnapten
- ontsnapten
- ontsnapten
v.t.t.
- ben ontsnapt
- bent ontsnapt
- is ontsnapt
- zijn ontsnapt
- zijn ontsnapt
- zijn ontsnapt
v.v.t.
- was ontsnapt
- was ontsnapt
- was ontsnapt
- waren ontsnapt
- waren ontsnapt
- waren ontsnapt
o.t.t.t.
- zal ontsnappen
- zult ontsnappen
- zal ontsnappen
- zullen ontsnappen
- zullen ontsnappen
- zullen ontsnappen
o.v.t.t.
- zou ontsnappen
- zou ontsnappen
- zou ontsnappen
- zouden ontsnappen
- zouden ontsnappen
- zouden ontsnappen
diversen
- ontsnap!
- ontsnapt!
- ontsnapt
- ontsnappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze