Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor minimaliseren in het Nederlands
minimaliseren:
minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
-
minimaliseren
minimaliseren; minder maken-
minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
-
-
minimaliseren
verkleinen; minimaliseren; kleiner maken-
minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
-
kleiner maken werkwoord
-
minimaliseren
minimaliseren-
minimaliseren werkwoord (minimaliseer, minimaliseert, minimaliseerde, minimaliseerden, geminimaliseerd)
-
Conjugations for minimaliseren:
o.t.t.
- minimaliseer
- minimaliseert
- minimaliseert
- minimaliseren
- minimaliseren
- minimaliseren
o.v.t.
- minimaliseerde
- minimaliseerde
- minimaliseerde
- minimaliseerden
- minimaliseerden
- minimaliseerden
v.t.t.
- heb geminimaliseerd
- hebt geminimaliseerd
- heeft geminimaliseerd
- hebben geminimaliseerd
- hebben geminimaliseerd
- hebben geminimaliseerd
v.v.t.
- had geminimaliseerd
- had geminimaliseerd
- had geminimaliseerd
- hadden geminimaliseerd
- hadden geminimaliseerd
- hadden geminimaliseerd
o.t.t.t.
- zal minimaliseren
- zult minimaliseren
- zal minimaliseren
- zullen minimaliseren
- zullen minimaliseren
- zullen minimaliseren
o.v.t.t.
- zou minimaliseren
- zou minimaliseren
- zou minimaliseren
- zouden minimaliseren
- zouden minimaliseren
- zouden minimaliseren
diversen
- minimaliseer!
- minimaliseert!
- geminimaliseerd
- minimaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze