Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor mesten in het Nederlands
mesten:
-
mesten
-
mesten
Conjugations for mesten:
o.t.t.
- mest
- mest
- mest
- mesten
- mesten
- mesten
o.v.t.
- mestte
- mestte
- mestte
- mestten
- mestten
- mestten
v.t.t.
- heb gemest
- hebt gemest
- heeft gemest
- hebben gemest
- hebben gemest
- hebben gemest
v.v.t.
- had gemest
- had gemest
- had gemest
- hadden gemest
- hadden gemest
- hadden gemest
o.t.t.t.
- zal mesten
- zult mesten
- zal mesten
- zullen mesten
- zullen mesten
- zullen mesten
o.v.t.t.
- zou mesten
- zou mesten
- zou mesten
- zouden mesten
- zouden mesten
- zouden mesten
en verder
- ben gemest
- bent gemest
- is gemest
- zijn gemest
- zijn gemest
- zijn gemest
diversen
- mest!
- mest!
- gemest
- mestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze