Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor koel in het Nederlands

koel:

koel bijvoeglijk naamwoord

  1. koel
    koud; koel; afstandelijk
  2. koel
    fris; koel; luchtig
    • fris bijvoeglijk naamwoord
    • koel bijvoeglijk naamwoord
    • luchtig bijvoeglijk naamwoord
  3. koel
    koud; onbewogen; onberoerd; onaangedaan; koel
  4. koel
    zakelijk; nuchter; koel
  5. koel
    fris; frisjes; koel
  6. koel
    terughoudend; gereserveerd; ingetogen; gesloten; terughoudende; koel; geheimzinnig
  7. koel
    fris; koel
    • fris bijvoeglijk naamwoord
    • koel bijvoeglijk naamwoord
  8. koel
    gekoeld; koel
    • gekoeld bijvoeglijk naamwoord
    • koel bijvoeglijk naamwoord
  9. koel
    koudmakend; koel

Verwante woorden van "koel":

  • koelheid, koeler, koelere, koelst, koelste, koele

koel vorm van koelen:

koelen werkwoord (koel, koelt, koelde, koelden, gekoeld)

  1. koelen
    verkoelen; koelen; verkillen; afkoelen
    • verkoelen werkwoord (verkoel, verkoelt, verkoelde, verkoelden, verkoeld)
    • koelen werkwoord (koel, koelt, koelde, koelden, gekoeld)
    • verkillen werkwoord (verkil, verkilt, verkilde, verkilden, verkild)
    • afkoelen werkwoord (koel af, koelt af, koelde af, koelden af, afgekoeld)

Conjugations for koelen:

o.t.t.
  1. koel
  2. koelt
  3. koelt
  4. koelen
  5. koelen
  6. koelen
o.v.t.
  1. koelde
  2. koelde
  3. koelde
  4. koelden
  5. koelden
  6. koelden
v.t.t.
  1. heb gekoeld
  2. hebt gekoeld
  3. heeft gekoeld
  4. hebben gekoeld
  5. hebben gekoeld
  6. hebben gekoeld
v.v.t.
  1. had gekoeld
  2. had gekoeld
  3. had gekoeld
  4. hadden gekoeld
  5. hadden gekoeld
  6. hadden gekoeld
o.t.t.t.
  1. zal koelen
  2. zult koelen
  3. zal koelen
  4. zullen koelen
  5. zullen koelen
  6. zullen koelen
o.v.t.t.
  1. zou koelen
  2. zou koelen
  3. zou koelen
  4. zouden koelen
  5. zouden koelen
  6. zouden koelen
en verder
  1. ben gekoeld
  2. bent gekoeld
  3. is gekoeld
  4. zijn gekoeld
  5. zijn gekoeld
  6. zijn gekoeld
diversen
  1. koel!
  2. koelt!
  3. gekoeld
  4. koelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor koel