Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kleed in het Nederlands

kleed:

kleed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kleed
    de kleed
    • kleed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "kleed":


kleed vorm van kleden:

kleden werkwoord (kleed, kleedt, kleedde, kleedden, gekleed)

  1. kleden
    uitmonsteren; kleden; zich tooien; zich kleden
    • uitmonsteren werkwoord (monster uit, monstert uit, monsterde uit, monsterden uit, uitgemonsterd)
    • kleden werkwoord (kleed, kleedt, kleedde, kleedden, gekleed)
    • zich tooien werkwoord
    • zich kleden werkwoord
  2. kleden
    – kleren aan het lijf doen 1
    aankleden; kleden
    – kleren aan het lijf doen 1
    • aankleden werkwoord (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)
      • wanneer kleden jullie je aan?1
    • kleden werkwoord (kleed, kleedt, kleedde, kleedden, gekleed)
      • kleed je maar netjes aan voor het concert!1

Conjugations for kleden:

o.t.t.
  1. kleed
  2. kleedt
  3. kleedt
  4. kleden
  5. kleden
  6. kleden
o.v.t.
  1. kleedde
  2. kleedde
  3. kleedde
  4. kleedden
  5. kleedden
  6. kleedden
v.t.t.
  1. heb gekleed
  2. hebt gekleed
  3. heeft gekleed
  4. hebben gekleed
  5. hebben gekleed
  6. hebben gekleed
v.v.t.
  1. had gekleed
  2. had gekleed
  3. had gekleed
  4. hadden gekleed
  5. hadden gekleed
  6. hadden gekleed
o.t.t.t.
  1. zal kleden
  2. zult kleden
  3. zal kleden
  4. zullen kleden
  5. zullen kleden
  6. zullen kleden
o.v.t.t.
  1. zou kleden
  2. zou kleden
  3. zou kleden
  4. zouden kleden
  5. zouden kleden
  6. zouden kleden
en verder
  1. ben gekleed
  2. bent gekleed
  3. is gekleed
  4. zijn gekleed
  5. zijn gekleed
  6. zijn gekleed
diversen
  1. kleed!
  2. kleedt!
  3. gekleed
  4. kledend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kleden [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kleden
    aankleden; aandoen; aantrekken; het kleden

Verwante woorden van "kleden":


Alternatieve synoniemen voor "kleden":


Verwante definities voor "kleden":

  1. kleren aan het lijf doen1
    • kleed je maar netjes aan voor het concert!1