Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor ingesloten in het Nederlands
ingesloten:
-
ingesloten
-
ingesloten
inclusief; inbegrepen; met inbegrip van; ingesloten; mee inberekend; incluis-
inclusief bijvoeglijk naamwoord
-
inbegrepen bijvoeglijk naamwoord
-
met inbegrip van bijvoeglijk naamwoord
-
ingesloten bijvoeglijk naamwoord
-
mee inberekend bijvoeglijk naamwoord
-
incluis bijvoeglijk naamwoord
-
insluiten:
-
insluiten
-
insluiten
-
insluiten
Conjugations for insluiten:
o.t.t.
- sluit in
- sluit in
- sluit in
- sluiten in
- sluiten in
- sluiten in
o.v.t.
- sloot in
- sloot in
- sloot in
- sloten in
- sloten in
- sloten in
v.t.t.
- heb ingesloten
- hebt ingesloten
- heeft ingesloten
- hebben ingesloten
- hebben ingesloten
- hebben ingesloten
v.v.t.
- had ingesloten
- had ingesloten
- had ingesloten
- hadden ingesloten
- hadden ingesloten
- hadden ingesloten
o.t.t.t.
- zal insluiten
- zult insluiten
- zal insluiten
- zullen insluiten
- zullen insluiten
- zullen insluiten
o.v.t.t.
- zou insluiten
- zou insluiten
- zou insluiten
- zouden insluiten
- zouden insluiten
- zouden insluiten
en verder
- ben ingesloten
- bent ingesloten
- is ingesloten
- zijn ingesloten
- zijn ingesloten
- zijn ingesloten
diversen
- sluit in!
- sluit in!
- ingesloten
- insluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze