Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor ineenschuiven in het Nederlands
ineenschuiven:
-
ineenschuiven
Conjugations for ineenschuiven:
o.t.t.
- schuif ineen
- schuift ineen
- schuift ineen
- schuiven ineen
- schuiven ineen
- schuiven ineen
o.v.t.
- schoof ineen
- schoof ineen
- schoof ineen
- schoven ineen
- schoven ineen
- schoven ineen
v.t.t.
- heb ineengeschoven
- hebt ineengeschoven
- heeft ineengeschoven
- hebben ineengeschoven
- hebben ineengeschoven
- hebben ineengeschoven
v.v.t.
- had ineengeschoven
- had ineengeschoven
- had ineengeschoven
- hadden ineengeschoven
- hadden ineengeschoven
- hadden ineengeschoven
o.t.t.t.
- zal ineenschuiven
- zult ineenschuiven
- zal ineenschuiven
- zullen ineenschuiven
- zullen ineenschuiven
- zullen ineenschuiven
o.v.t.t.
- zou ineenschuiven
- zou ineenschuiven
- zou ineenschuiven
- zouden ineenschuiven
- zouden ineenschuiven
- zouden ineenschuiven
en verder
- ben ineengeschoven
- bent ineengeschoven
- is ineengeschoven
- zijn ineengeschoven
- zijn ineengeschoven
- zijn ineengeschoven
diversen
- schuif ineen!
- schuift ineen!
- ineengeschoven
- ineenschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze