Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor huur in het Nederlands
huur:
-
de huur
Verwante woorden van "huur":
huren:
-
huren
-
huren
– het gebruiken tegen betaling 1
Conjugations for huren:
o.t.t.
- huur
- huurt
- huurt
- huren
- huren
- huren
o.v.t.
- huurde
- huurde
- huurde
- huurden
- huurden
- huurden
v.t.t.
- heb gehuurd
- hebt gehuurd
- heeft gehuurd
- hebben gehuurd
- hebben gehuurd
- hebben gehuurd
v.v.t.
- had gehuurd
- had gehuurd
- had gehuurd
- hadden gehuurd
- hadden gehuurd
- hadden gehuurd
o.t.t.t.
- zal huren
- zult huren
- zal huren
- zullen huren
- zullen huren
- zullen huren
o.v.t.t.
- zou huren
- zou huren
- zou huren
- zouden huren
- zouden huren
- zouden huren
en verder
- is gehuurd
- zijn gehuurd
diversen
- huur!
- huurt!
- gehuurd
- hurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het huren