Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor huichelend in het Nederlands
huichelend:
-
huichelend
veinzend; voorwendend; huichelend-
veinzend bijvoeglijk naamwoord
-
voorwendend bijvoeglijk naamwoord
-
huichelend bijvoeglijk naamwoord
-
huichelend vorm van huichelen:
-
huichelen
-
huichelen
– vriendelijk doen terwijl je het niet meent 1
Conjugations for huichelen:
o.t.t.
- huichel
- huichelt
- huichelt
- huichelen
- huichelen
- huichelen
o.v.t.
- huichelde
- huichelde
- huichelde
- huichelden
- huichelden
- huichelden
v.t.t.
- heb gehuicheld
- hebt gehuicheld
- heeft gehuicheld
- hebben gehuicheld
- hebben gehuicheld
- hebben gehuicheld
v.v.t.
- had gehuicheld
- had gehuicheld
- had gehuicheld
- hadden gehuicheld
- hadden gehuicheld
- hadden gehuicheld
o.t.t.t.
- zal huichelen
- zult huichelen
- zal huichelen
- zullen huichelen
- zullen huichelen
- zullen huichelen
o.v.t.t.
- zou huichelen
- zou huichelen
- zou huichelen
- zouden huichelen
- zouden huichelen
- zouden huichelen
diversen
- huichel!
- huichelt!
- gehuicheld
- huichelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze