Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor helemaal in het Nederlands

helemaal:

helemaal bijwoord

  1. helemaal
    helemaal; volstrekt; hartstikke; faliekant; vierkant; finaal
  2. helemaal
    totaal; helemaal; compleet; volledig
  3. helemaal
    diepgaand; grondig; degelijk; totaal; volkomen; diepgravend; niet oppervlakkig; helemaal
  4. helemaal
    helemaal; grondig; volkomen; totaal; absoluut; in het geheel
  5. helemaal
    – zonder dat er iets ontbreekt 1
    heel; volledig; het totaal; helemaal; geheel; vol; compleet
    – zonder dat er iets ontbreekt 1
    • heel bijvoeglijk naamwoord
      • deze puzzel is nog heel1
    • volledig bijvoeglijk naamwoord
      • hij heeft een volledige baan1
    • totaal [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het totale bedrag is 120 gulden1
    • helemaal bijwoord
      • het brood was helemaal op1
    • geheel bijvoeglijk naamwoord
      • hij was geheel in het zwart gekleed1
    • vol bijvoeglijk naamwoord
      • zij wacht al een vol uur1
    • compleet bijvoeglijk naamwoord
      • ik heb de hele serie boeken compleet1
  6. helemaal
    – om aan te geven dat het ver weg is 1
    helemaal
    – om aan te geven dat het ver weg is 1
    • helemaal bijwoord
      • ik moest helemaal naar Zaandam!1

Alternatieve synoniemen voor "helemaal":


Antoniemen van "helemaal":


Verwante definities voor "helemaal":

  1. zonder dat er iets ontbreekt1
    • het brood was helemaal op1
  2. om aan te geven dat het ver weg is1
    • ik moest helemaal naar Zaandam!1

Verwante synoniemen voor helemaal