Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor handel in het Nederlands
handel:
-
de handel
-
de handel
-
de handel
-
de handel
-
de handel
-
de handel
-
de handel
-
de handel
– het kopen en verkopen 1 -
de handel
– spullen 1 -
de handel
– zaak die iets koopt of verkoopt 1
Verwante woorden van "handel":
Alternatieve synoniemen voor "handel":
Verwante definities voor "handel":
handelen:
-
handelen
-
handelen
-
handelen
-
handelen
werken; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; optreden; handelen; leven-
manipuleren werkwoord
-
handelen
– ergens over gaan 1 -
handelen
– iets doen 1 -
handelen
– iets kopen en verkopen 1
Conjugations for handelen:
o.t.t.
- handel
- handelt
- handelt
- handelen
- handelen
- handelen
o.v.t.
- handelde
- handelde
- handelde
- handelden
- handelden
- handelden
v.t.t.
- heb gehandeld
- hebt gehandeld
- heeft gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
- hebben gehandeld
v.v.t.
- had gehandeld
- had gehandeld
- had gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
- hadden gehandeld
o.t.t.t.
- zal handelen
- zult handelen
- zal handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
- zullen handelen
o.v.t.t.
- zou handelen
- zou handelen
- zou handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
- zouden handelen
diversen
- handel!
- handelt!
- gehandeld
- handelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze