Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor goed in het Nederlands

goed:

goed [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het goed
    het goed; het artikel; het voorwerp; het item; het ding; het object; de zaak
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • artikel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerp [het ~] zelfstandig naamwoord
    • item [het ~] zelfstandig naamwoord
    • ding [het ~] zelfstandig naamwoord
    • object [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zaak [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. het goed
    het goed; het kledingmateriaal
  3. het goed
    het goed; het wasgoed
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • wasgoed [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. het goed
    de kleren; het goed
    • kleren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
  5. het goed
    – spullen of bezittingen 1
    het goed
    – spullen of bezittingen 1
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
      • de spoorwegen vervoeren allerlei goederen1
  6. het goed
    – weefsel gemaakt van draden 1
    het goed; de stof
    – weefsel gemaakt van draden 1
    • goed [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het vuile goed moet in de was1
    • stof [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de rok is gemaakt van een dure stof1

goed bijvoeglijk naamwoord

  1. goed
    goed; correct; juist; precies
    • goed bijvoeglijk naamwoord
    • correct bijvoeglijk naamwoord
    • juist bijvoeglijk naamwoord
    • precies bijvoeglijk naamwoord
  2. goed
    – het is in orde, je bent het ermee eens 1
    goed; het akkoord
    – het is in orde, je bent het ermee eens 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • mijn vader vindt het goed dat ik mee ga1
    • akkoord [het ~] zelfstandig naamwoord
      • we gaan akkoord met dit voorstel1
  3. goed
    – erg, zeer 1
    goed; behoorlijk; flink
    – erg, zeer 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • die jongen is goed ziek1
    • behoorlijk bijvoeglijk naamwoord
      • ik was behoorlijk moe1
    • flink bijvoeglijk naamwoord
      • het was flink koud buiten1
  4. goed
    – zoals het moet 1
    goed; juist; correct
    – zoals het moet 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • dat antwoord is goed1
    • juist bijvoeglijk naamwoord
      • dit antwoord is juist1
    • correct bijvoeglijk naamwoord
      • dit heb je correct geschreven1
  5. goed
    – met een gunstige invloed 1
    goed
    – met een gunstige invloed 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • hardlopen is goed voor de lijn1
  6. goed
    – wat in orde is, zoals het hoort 1
    goed
    – wat in orde is, zoals het hoort 1
    • goed bijvoeglijk naamwoord
      • ik ken het verschil wel tussen goed en kwaad1

Verwante woorden van "goed":


Alternatieve synoniemen voor "goed":


Antoniemen van "goed":


Verwante definities voor "goed":

  1. het is in orde, je bent het ermee eens1
    • mijn vader vindt het goed dat ik mee ga1
  2. erg, zeer1
    • die jongen is goed ziek1
  3. zoals het moet1
    • dat antwoord is goed1
  4. met een gunstige invloed1
    • hardlopen is goed voor de lijn1
  5. spullen of bezittingen1
    • de spoorwegen vervoeren allerlei goederen1
  6. wat in orde is, zoals het hoort1
    • ik ken het verschil wel tussen goed en kwaad1
  7. weefsel gemaakt van draden1
    • het vuile goed moet in de was1

Verwante synoniemen voor goed